De Commissie dient toe te zien op de werking van de besluiten over het beschermingsniveau in een derde land, een gebied of welbepaalde sector in een derde land of in een internationale organisatie, en op de besluiten die zijn genomen op grond van artikel 25, lid 6, of artikel 26, lid 4, van Richtlijn 95/46/EG. De Commissie dient in haar adequaatheidsbesluiten waarbij het beschermingsniveau passend wordt verklaard een periodiek toetsingsmechanisme voor het functioneren ervan op te nemen. Die periodieke toetsing dient in overleg met het derde land of de internationale organisatie in kwestie te worden uitgevoerd en moet rekening houden met alle relevante ontwikkelingen in het derde land of de internationale organisatie. Met het oog op het toezicht en de uitvoering van de periodieke toetsingen, dient de Commissie rekening te houden met de opvattingen en bevindingen van het Europees Parlement en van de Raad, evenals met andere relevante organisaties en bronnen. De Commissie moet binnen een redelijke termijn de werking van laatstgenoemde besluiten evalueren en alle relevante vaststellingen rapporteren aan het comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (12), als opgericht uit hoofde van de onderhavige verordening, aan het Europees Parlement en aan de Raad.