De Commissie kan vaststellen dat een derde land, een gebied of een bepaalde verwerkingssector in een derde land, of een internationale organisatie geen passend beschermingsniveau meer waarborgt. De doorgifte van persoonsgegevens naar dat derde land of die internationale organisatie dient dan te worden verboden, tenzij aan de vereisten van deze verordening met betrekking tot doorgiften die onderworpen zijn aan passende waarborgen, met inbegrip van bindende bedrijfsvoorschriften, en afwijkingen voor specifieke situaties wordt voldaan. Er dient te worden geregeld dat er in die gevallen overleg plaatsvindt tussen de Commissie en de derde landen of internationale organisaties in kwestie. De Commissie moet het derde land of de internationale organisatie tijdig op de hoogte brengen van haar motivering en met de andere partij in overleg treden om de situatie te verhelpen.