Elke toezichthoudende autoriteit die niet optreedt als de leidende toezichthoudende autoriteit, dient bevoegd te zijn lokale gevallen te behandelen waarbij de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker in meer dan één lidstaat is gevestigd, maar waarbij het onderwerp van de specifieke verwerking alleen een in een enkele lidstaat verrichte verwerking betreft en daarbij alleen personen uit die ene lidstaat zijn betrokken, bijvoorbeeld wanneer het de verwerking van persoonsgegevens van werknemers in de specifieke arbeidsmarktcontext van een lidstaat betreft. In dergelijke gevallen dient de toezichthoudende autoriteit de leidende toezichthoudende autoriteit onverwijld van de zaak in kennis te stellen. Nadat zij op de hoogte is gesteld, dient de leidende toezichthoudende autoriteit te besluiten of zij de zaak zal behandelen krachtens de bepaling inzake samenwerking tussen de leidende toezichthoudende autoriteit en andere betrokken toezichthoudende autoriteit („één-loketmechanisme”), dan wel of de toezichthoudende autoriteit die haar van de zaak in kennis heeft gesteld, deze op lokaal niveau dient te behandelen. Wanneer de leidende toezichthoudende autoriteit besluit of zij de zaak al dan niet zal behandelen, dient zij rekening te houden met het al dan niet bestaan van een vestiging van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker in de lidstaat van de toezichthoudende autoriteit die haar in kennis heeft gesteld, opdat kan worden gegarandeerd dat een beslissing daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd ten aanzien van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker. Wanneer de leidende toezichthoudende autoriteit besluit de zaak te behandelen, dient de toezichthoudende autoriteit die haar in kennis heeft gesteld, de mogelijkheid te hebben een ontwerp van besluit in te dienen, en dient de leidende toezichthoudende autoriteit daarmee maximaal rekening te houden wanneer zij haar ontwerpbesluit in het kader van dat één-loketmechanisme opstelt.